vrijdag 31 augustus 2012

Contrast


Ik ben weer in Accra.

Af en toe check ik de datum op mijn telefoon om me ervan te verzekeren dat het echt bijna september is. Het voelt namelijk alsof ik hier nooit weggeweest ben. Als ik me ’s ochtends douche in de badkamer op drie meter afstand van mijn bed, is het haast niet voor te stellen dat ik kortgeleden nog water moest pompen in een emmer om er een paar honderd meter mee the bush in te lopen om me daar te wassen tussen geiten, kippen en bananenbomen. Vorige week voelde het helemaal als een ander leven, toen ik met een groepje expats van rond de dertig uit onder andere Libanon en Duitsland met een glas champagne in club ‘Duplex’ stond te dansen tot vroeg in de ochtend. Het is duidelijk een reis van contrasten.

ABOCFA

Contrast was er ook tussen Ntobroso en ABOCFA, het project wat ik vorige week vijf dagen bezocht. ABOCFA - dat bestaat uit dertien kleine nederzettingen, hamlets, van cacaoboeren - werkt sinds 2007 met Agro Eco samen en heeft zowel een biologisch als een Fair Trade keurmerk. Ik wilde dit project graag bezoeken omdat het me zinvol leek om meer dan één project te zien waar ze zich richten op certificering. En natuurlijk omdat ze hier de Fair Trade certificering al binnen hebben in plaats van nog in training te zijn zoals in Ntobroso. Ook leuk om te weten is dat Tony Chocolonely dit jaar zijn cacaobonen bij ABOCFA heeft gekocht! Bij ABOCFA lijken ze inmiddels wat gewend aan het ontvangen van gasten uit Europa. Zo kwam ik ‘op z’n Ghanees’ voor de eerste ontmoeting een uur te laat, terwijl alle vertegenwoordigers van het project wel op de afgesproken tijd klaar zaten in hun kantoortje. Het aantal huwelijksaanzoeken bleef ook hangen op een schamele vijf voor de hele week.


Ik samen met de ABOCFA vertegenwoordigers
met rechts Juliet de penningmeester in Tony Chocoloneley T-shirt


Met FO Lanoor in the bush
Samen met de Field Officers ben ik dagenlang kriskras door cacao plantages gelopen terwijl ik hen vragen kon stellen en zij her en der takken wegsneden en een boer die toevallig aanwezig was op zijn land aanspraken op zijn bezigheden. We liepen van hamlet naar hamlet waar ik de kans kreeg om thuis bij de boeren met ze te praten. Aan het eind van de dag kwam ik uitgeput terug bij het aardige gastgezin waar ik die dagen woonde. Mijn maaltijden bestonden uit yam, cassave of rijst met stew van tomaten, eieren en groenten. In tegenstelling tot Ntobroso waren het toilet en de plek om je met je emmer te wassen naast het huis. Ik keek mijn ogen uit. Het toilet was weliswaar een gat, maar met een houten constructie waardoor je er op kon zitten. Er hing zelfs toiletpapier aan een spijker en er was licht. En ik kon mijn geluk niet op toen Vivian, de dochter van 22, voorstelde om het water waarmee ik me kon wassen te verwarmen. Mijn eerste warme douche sinds vertrek uit Nederland! De avond spendeerde ik met het gehele gezin voor de televisie met meestal een nagesynchroniseerde Portugese soap van minstens vijftien jaar geleden. We hebben veel gelachen om alle drama’s, de een nog minder geloofwaardig dan de andere.


FO Kofi Asante bij zijn lievelingsboom
Ik was onder de indruk van ABOCFA. Hoewel de problemen die naar voren kwamen net zoals in Ntobroso vrijwel allemaal te maken hebben met het gebrek aan geld, was men in staat mij in goed Engels te woord te staan en te vertellen hoe graag ze de problemen willen aanpakken. Er was een kantoor waar iedereen dagelijks binnenliep en waar in de kast keurig opgestapeld voor elke boer een mapje lag waarin hun oogst, problemen en andere zaken werd bijgehouden. Het feit dat er in de omgeving geen spoor is van galamsy, het illegaal graven naar goud, draagt waarschijnlijk wel bij aan de ontwikkeling van het project. In Ntobroso zitten de handel in goud en cacao elkaar in de weg, terwijl in ABOCFA er enkel ruimte is voor cacao.


Fair Trade Premium

Dit jaar ontvangen de boeren voor ’t eerst hun Fair Trade premium. Om gecertificeerd te worden als Fair Trade is het noodzakelijk dat er een vereniging wordt gevormd met vertegenwoordigers van de gemeenschap. Deze vertegenwoordigers, zelf ook cacaoboer, zijn met posities als voorzitter, secretaris en penningmeester verantwoordelijk voor het besteden van het premium. Het bedrag dat ze jaarlijks ontvangen gaat voor de helft direct naar de boeren. Hiermee kunnen de boeren hun plantages onderhouden. De andere helft van het premium moet worden gebruikt voor een collectief doel, bijvoorbeeld het bouwen van een ziekenhuis. Dit laatste is wat elke boer die ik heb gesproken graag zou zien in zijn gemeenschap. Het merendeel van de boeren is boven de vijftig jaar oud en het meest dichtbij gelegen ziekenhuis is in Suhum, op meer dan een uur reizen van de meeste hamlets. Het premium van dit jaar was onderweg naar de bankrekening van de vereniging. Het komt er dus echt aan.


Boeren drogen hun cacaobonen na fermentatie
Op de dag van mijn vertrek, dit keer was ik wel op tijd, heb ik afsluitend nog eenmaal met alle vertegenwoordigers om de tafel gezeten om te bespreken wat ik had gezien. Na veel handen schudden en lachen stapte ik daarna in een stoffige taxi terug naar Accra. Dit was het dan. Met het achter me laten van ABOCFA sluit ik de periode van het leven in een Ghanese cacaogemeenschap af. Maar helemaal voorbij was mijn onderzoek nog niet, want hoewel ik nu wel weet hoe cacaobonen groeien, fermenteren, drogen en worden verkocht, wist ik nog altijd niet hoe die cacaobonen Ghana verlaten om elders chocoladerepen te worden.


Zakken met cacaobonen in Tema

Cocoa Liquor

Om hier achter te komen moest ik naar Tema, een havenstad net buiten Accra. Hier bracht ik samen met Myriam en Willem-Albert een bezoek aan een kleine fabriek, Commodities Processing Industries (CPI). CPI verwerkt cacaobonen tot cocoa liquor. Dit is het eindproduct dat wordt geëxporteerd en bijvoorbeeld in Europa wordt verwerkt. Voordat we de ruimtes waar alle machines in stonden mochten betreden, kregen we jassen aan, een netje over ons haar en een mondkapje voor. De eisen wat betreft hygiëne liggen hier duidelijk anders dan in Ntobroso. Het rook overal vaag naar chocolade en het was er lawaaierig en warm. In de twee ruimtes, de red zone en de white zone, worden de cacaobonen ontdaan van hun schil, gebrand, gemalen en verhit tot de cocoa liquor die in dozen van vijfentwintig kilo wordt gespoten, klaar om te worden verscheept. De substantie kan worden verwerkt tot chocoladerepen, bonbons etc., maar ook tot producten als zeep en bodylotion.


Dozen waar de cocoa liquor in wordt gespoten


Het bezoek aan CPI was een mooie manier om mijn veldwerk hier in Ghana af te sluiten. Ik heb het hele proces van boon tot exportproduct met mijn eigen ogen gezien. Ik heb geprobeerd het leven te leven dat een Ghanese cacaoboer hier heeft en ondertussen geluisterd naar hun ideeën over eerlijk zijn. Ik ben benieuwd hoe het voelt om straks weer chocolade te kopen in de Nederlandse supermarkt waar het kant en klaar in oneindig veel varianten in de schappen ligt.

Cocoa Liquor

Aan alles kom een …

En nu zit ik weer in Accra. Met onbeperkt internet, toegang tot alle informatie die ik zoek, met een supermarkt om de hoek waar ik kan kopen wat ik wil en zelfs ’s avonds in huis bij Sander en Elke op BVN – het Beste van Nederlandse en Vlaamse televisie – het NOS journaal. Het is vreemd, maar ook normaal tegelijk.

De komende weken die me hier in Ghana nog resten ga ik vooral genieten. Mijn moeder stapt aanstaande maandag in het vliegtuig om mij hier op te zoeken. Het wordt haar eerste keer naar Afrika. Ik kijk er ontzettend naar uit! We gaan samen tien dagen rondreizen om daarna weer samen terug te vliegen naar Nederland. En we reizen met stijl in een auto met chauffeur. Dit in tegenstelling tot de volgepropte, krakkemikkige tro-tro’s die ik inmiddels gewend ben. Ik zal me wederom moeten aanpassen. Mijn aantekeningen en interviews laat ik even voor wat ze zijn. Dat komt wel weer als ik terug ben op Hollandse bodem.

En mijn blog? Die houd ik aan. Ik vond het erg leuk om elke keer zo’n verhaal op te schrijven en er reacties op te krijgen. En hoewel mijn tijd in Ghana er bijna opzit, valt er altijd nog genoeg te onderzoeken in Nederland over chocolade en eerlijkheid. Of eens iets totaal anders.  Jullie horen wel weer van me!

Heel veel zakken cacaobonen!



zondag 12 augustus 2012

Dibi Ma Min Dibi


Om zes uur ’s ochtends gaat mijn telefoon. Een fractie van een seconde weet ik niet waar ik ben. Ik heb toch helemaal geen bereik in mijn kamer, hoe kan mijn telefoon nu afgaan? Tot ik het zoemende geluid van de ventilator aan het plafond hoor en ik langzaam besef dat ik niet meer in Ntobroso ben.

“Hello?”
“Annika! How are you? And your mother?”
“Oh Andrews! I am fine, thank you. So is my mother. How are you?”
“Fine, fine thank you. We miss you!”
“Ah, thanks again for everything, it was nice to live with you.”
“Okay, okay, bye bye!”
“Bye!”

Ik leg mijn telefoon op mijn nachtkastje en bekijk de draaiende ventilator boven me. Gister heb ik afscheid genomen van Ntobroso: van Andrews en zijn familie waar ik de afgelopen anderhalve maand bij in huis woonde, van de waterpomp, van de drogende cacao, van alle kinderen, van het rode zand tussen mijn tenen en van de ‘bereik’-boom. Het is een intensieve tijd geweest. In Ntobroso begint de dag vroeg met het luiden van de kerkbel om vijf uur. Daarna wordt er door de vrouwen geveegd. Ze doen dit met bij elkaar gebonden takjes in hun rechterhand hand terwijl hun benen gestrekt blijven en hun rug diep gebogen is. Met de fieldsupervisor, Frank - mijn Ghanese broer en vertaler - gingen ik en Myriam er vrijwel dagelijks op uit om boeren te interviewen. Soms verplaatsten we ons lopend, soms met de trotro en soms met de motor. Overal waar we kwamen kregen we als twee blanke vrouwen veel bekijks.

Helpen op een cacao plantage


China! China!

Ik ben naar Ghana gekomen om met mijn eigen ogen te kunnen zien wat eerlijke handel betekent voor een cacaoboer die produceert voor Fair Trade. Maar zoals ik al eerder schreef, werd ik in Ntobroso behalve met de handel in cacao, vooral geconfronteerd met de handel in goud. Ntobroso ligt in het Ashanti gebied en daar zit veel goud in de grond. De moerassige stukken grond worden met grote graafmachines systematisch afgegraven. De opgegraven grond wordt gewassen om het goud eruit te filteren. Dit graven verwoest grote stukken land met als gevolg dat het land de komende tien á vijftien jaar niet gebruikt kan worden voor het verbouwen van cacao of voedsel. Het zoeken naar goud vormt dus een directe bedreiging voor de komende generatie cacaoboeren.

In en rond Ntobroso zie je regelmatig jeeps rondrijden met Chinezen erin. De kindertjes op straat roepen zelfs als ze mij zien ook ‘China! China!’. Omdat de Chinezen werkelijk geen woord Engels spreken, heb ik niet met ze kunnen praten. Ik ben wel met de stamoudste en de cacaoboeren in gesprek gegaan over Chinezen en de gemeenschap. In eerste instantie begreep ik dat de Chinezen hier illegaal naar goud zochten, maar er is me door verschillende mensen uitgelegd dat grondstoffen het eigendom zijn van de Ghanese overheid. De Chinezen hebben om naar goud te kunnen graven grote stukken land opgekocht en hebben dus wel degelijk toestemming van de regering om hier hun zaken te doen. Ik heb ook met boeren gesproken die zelf hun land verkochten om zo snel geld te verdienen. Bovendien heb ik ook een Ghanese man ontmoet die in Ntobroso grote stukken land heeft opgekocht om naar goud te kunnen graven. Myriam en ik zijn een keer gaan kijken bij een afgraving – waar we trouwens hartelijk werden ontvangen en absoluut foto’s moesten maken - en hier bleek de manager de stamoudste van een van de gemeenschappen te zijn. En dat is nog niet alles, want er is ook nog galamsy.

Galamsy
Galamsy

Galamsy (spreek uit als galamsee) betekent in het Twi het illegaal zoeken naar goud. Als het machinaal zoeken naar goud voltooid is, kun je de grond nogmaals met de hand wassen om het goud te vinden dat te fijn was voor de grote machines. Dit wassen doe je in een grote kalebas. In Ntobroso en omgeving zie je dagelijks vrouwen met zo’n kalebas en een schep zich begeven naar de afgravingen. Ook Andrews vrouw Margaret heb ik een aantal keer met deze voorwerpen op haar hoofd zien thuiskomen. En Andrews zelf werkt ook af en toe voor de Chinezen door bijvoorbeeld hout voor hen te zagen dat ze gebruiken om een huis mee te bouwen. De samenwerking met de Chinezen blijkt ook nog eens uit de vele Ghanese jongens van een jaar of twintig die naar het gebied komen om de graafmachines te besturen of ander lichamelijk werk te doen voor de Chinezen of de Ghanezen. Het moge duidelijk zijn dat het verhaal rond de handel in goud in Ntobroso niet zo simpel ligt als het in eerste instantie misschien leek. Voor een uitgebreidere versie van dit verhaal verwijs ik alvast naar mijn afstudeerscriptie.

Vertalen

En te midden van dit alles zocht ik – ik wil toch wel graag afstuderen -  naar een manier om te praten over eerlijkheid. Die uitdaging begint eigenlijk al bij het praten zelf. In Ntobroso kunnen de mensen het beste uit de voeten in hun lokale taal, het Twi. Hoewel ik inmiddels een aardig woordje Twi spreek, is het lang niet voldoende om een echt gesprek aan te gaan. Frank, zelf de grootste kletskous die ik hier in Ghana heb ontmoet, heeft me enorm geholpen door tijdens de interviews te vertalen van Engels naar Twi en andersom. Dit was voor Frank ook een uitdaging, omdat het Engels niet letterlijk te vertalen is naar het Twi. Zo wordt eerlijkheid vertaald als pepeye (spreek uit als pepeje), maar betekent dat ook gelijkheid. En voor oneerlijkheid hebben ze geen specifiek woord en werd het meestal uitgelegd als not cheating en de waarheid spreken.

Frank (links) en ik interviewen Veronica Ofosu,
 cacaoboerin in Aniamoa
Een uitspraak die ik regelmatig hoorde terugkomen was dibi ma min dibi, oftewel eat and let me eat some. Dit is een spreekwoord dat gaat over je rijkdom delen. Als ik bijvoorbeeld wat geld heb kunnen verdienen dan mag ik een deel van het geld voor mezelf gebruiken en het andere deel kan ik delen met mijn familie. Het kan ook letterlijk gaan over eten. Als ik een hele mango heb, kan ik daarvan stukken aan een ander geven. In de gesprekken heb ik gevraagd of de boeren voorbeelden uit hun eigen leven konden geven die iets te maken hebben met eerlijkheid en ook naar hun relatie met de Chinezen. Meestal werd gezegd dat ze hier best mogen zijn, als ze maar iets terugdoen voor de gemeenschap, dibi ma min dibi. Ze zouden bijvoorbeeld de slechte weg kunnen verbeteren of toiletten kunnen bouwen. Deze initiatieven zijn wel gestart, maar niet afgemaakt. Dit raakt iets anders dat mensen mij ook vertelden tijdens onze gesprekken, over hoe je eerlijkheid bijvoorbeeld uitlegt aan een kind. Eerlijk zijn betekent volgens hen ook je belofte houden.

Ik heb zoveel gesprekken gehad en ze lang nog niet allemaal uitgewerkt, maar dit zijn de eerste dingen die me opvallen. Het houden van een belofte zie ik terug in het uitbetalen van het premium van Fair Trade. Dit is een percentage dat bovenop de vaste prijs van cacao aan de gecertificeerde boeren wordt uitbetaald. Dit maakt Fair Trade chocolade duurder, maar geeft een gemeenschap als Ntobroso wel de mogelijkheid om betere sanitair voorzieningen te bouwen of een nieuw schoolgebouw. Het premium komt echter niet direct, maar pas aan het einde van het seizoen. Dit betekent dat de boeren geduld moeten hebben en soms een tijd met minder geld moeten doen. Het betekent ook dat er vertrouwen moet zijn in initiatieven als Fair Trade, dat het geld ook daadwerkelijk komt. Eerlijkheid, vertrouwen en geduld dus.



De stamoudste met zijn zoons aan het werk 


 “I Love You’

Mijn tijd in Ntobroso is omgevlogen. Ik zal de plek en de mensen nooit vergeten. Wat ik ook niet zal vergeten, maar ook vooral niet zal missen zijn alle huwelijksaanzoeken! Het maakte werkelijk niet uit of ik bedolven was onder het rode zand, mijn tanden stond te poetsen of al dagen mijn haar niet had gewassen, ze bleven gesprekjes aanknopen. De mannen – in leeftijd variërend van twintig tot zeventig jaar - kwamen meestal vrij snel tot de kern van hun verhaal.

“ Obruni (White Lady)! Come! Come!”
“Hello, how are you?”
“ I am fine. You know, I like you”.
“ Oh really?”
“ Yes, I love you. I want to marry you, you are a nice lady…”
“…”

Van mijn moeder heb ik een aantal jaar geleden een mooie ring gekregen die ik altijd om mijn linker ringvinger draag. Hier in Ghana kwam deze perfect uit als trouwring. Soms reageerde een aanbidder verontschuldigend, anderen stelde voor om er gewoon nog een man bij te nemen. Een in Nederland en een in Ghana. Lachen. Je moet heel veel lachen. En als ze echt te ver gingen, liep ik naar huis en riep Andrews. Die wilde dan best even mijn Ghanese vader zijn en de mannen wegsturen. Tot er weer een nieuwe onder de ‘bereik’boom verscheen.

Volgende keer

Myriam blijft nog een tijdje in Ntobroso, ik zal haar missen! Ik heb besloten om nog een ander project te gaan bezoeken. Het valt ook onder het werk van Agro Eco, maar bij dit project, ABOCFA, zijn de boeren inmiddels wel Fair Trade gecertificeerd en ik ben erg benieuwd wat voor impact dat heeft. Ik ga dus nog een week weer in een kleine gemeenschap wonen om daarna naar Accra terug te keren. Aankomende week heb ik eerst in Kumasi een interview bij Armajaro, de Private Buying Company, die de cacaobonen van Ntobroso opkoopt. Ik ben benieuwd wat zij mij kunnen vertellen over eerlijkheid in de Ghanese cacaohandel. Daarover de volgende keer meer!


Nederland in de Ghanese kranten..